trainingstips

Trainingstips obstakels

Het nemen van sommige obstakels van de stijltrail is voor sommige paarden nog best een uitdaging. Maar als je ze dit rustig stap voor stap uitlegt kunnen de meeste paarden leren om ze kalm en juist te overwinnen. Hieronder beschrijven we van een aantal obstakels hoe je je paard het nemen ervan kunt leren.
De rode draad van het aanleren: dwing je paard nergens toe, neem hele kleine stapjes en beloon veel (met kriebels, klopjes, snoepjes, wat maar werkt voor je paard). En hou de sessies kort, geef je paard tussendoor rust om dingen te verwerken; stap een paar rondjes, neem een ander obstakel wat hij al wel kent, of zadel af en ga een volgende keer verder.

Klik op de naam van het obstakel om de tips te lezen.

De balk zijwaarts (ook wel traversbalk) wordt vanaf de WE2 in het parcours gebruikt.
Veel paarden vinden het in eerste instantie behoorlijk eng om die balk onder hun buik te hebben, daarom is het belangrijk ze het stap voor stap aan te leren.
Een voorwaarde voor het nemen van de balk zijwaarts is dat je paard in staat is om recht zijwaarts te gaan (in 'travers/appuyements-houding' ofwel met het hoofd leidend). Dit kan je eerst testen, langs de bakrand of door met een tak of de hak van je schoen een streep in het zand te trekken en daar zijwaarts overheen te gaan.

Eerst ga je gewoon in stap (een paar keer) over de balk heen. Dit zou voor de meeste paarden geen probleem moeten zijn, maar mocht je paard hier al zenuwachtig van worden, herhaal deze stap dan tot dat niet meer het geval is en beloon hem vaak voor iedere goede poging.
Daarna hou je halt boven de balk. Deze ligt dan dus tussen de voor- en achterbenen van je paard. Op dit moment moet je goed de reactie van je paard peilen. Merk je direct dat dit al eng is, hou dan echt maar een fractie van een seconde halt en stap direct weer door. Beloon je paard! Herhaal deze stap, terwijl je steeds ietsje langer halt houdt (zodra je paard aangeeft dat hij dat aankan) en je je paard beloont terwijl hij stilstaat boven de balk.
Gaat ook deze stap goed, dan doe je na het halthouden één stapje zijwaarts, hou weer halt en stap daarna weer voorwaarts weg. En je beloont natuurlijk weer! Je kunt dit in het midden van de balk doen, maar ook bijna aan het einde van de balk, zodat je paard na het stapje zijwaarts de balk niet meer onder zijn buik heeft.
Dit breid je langzaam uit naar meer pasjes zijwaarts. En gaat het de ene kant op goed, dan doe je het ook de andere kant op. Ga daarbij zoveel stappen terug in de training als nodig is.
Gaat dit eenmaal goed, dan kan je gaan proberen om aan het uiteinde van de balk halt te houden en de hele balk zijwaarts te nemen. Ook dit kan nog wel eens een dingetje zijn voor je paard, dus kijk ook nu weer goed wat hij ervan vindt.

traversbalkAls laatste kan je de balk gaan nemen zoals het in de wedstrijdsituatie hoort: rij op de balk af in het verlengde van de balk. Maak een keertwending om de voorhand en ga in travers/appuyementstelling volledig zijwaarts over de balk. Na de balk maak je een keertwending om de achterhand en rijdt in het verlengde van de balk weg.

Tijdens het nemen van de balk moeten de voor- en achterbenen van je paard voor elkaar langs kruisen. De balk mag niet worden aangeraakt (tijdens de wedstrijd). Hoe weet je of je paard er goed overheen staat: als je langs je been naar beneden kijkt, moet je de balk ongeveer onder of net achter je hak zien liggen, dan ligt de balk midden onder de buik van je paard.
De poort wordt vanaf de WE1 in het parcours gebruikt. Het nemen ervan vraagt een aantal dressuurmatige oefeningen vlak na elkaar, die je als ruiter eenhandig (want met de andere hand heb je de poort vast) moet kunnen uitvoeren. Je moet je paard dus heel goed met je zit en benen kunnen besturen, dat is de eerste voorwaarde voor het kunnen nemen van de poort.
Dit kan je heel goed oefenen zonder poort, bv. in de uitgang van de bak, of gewoon tussen twee palen. Je houdt halt, doet of je met één hand de poort vasthoudt (of als dit nog te moeilijk is rij je gewoon met twee handen 'aan het stuur' de oefeningen tot je het zo goed kunt dat je het met één hand kan gaan proberen). Ga een pasje achterwaarts, daarna schuin voorwaarts/zijwaarts door de opening. Dan draai je een heel klein bochtje om het denkbeeldige einde van de poort heen en daarna ga je weer zijwaarts terug en sluit je de denkbeeldige poort. Ga bij dit alles niet lopen duwen en trekken om het voor elkaar te krijgen, beloon weer voor iedere goede pas, geef jezelf ook een schouderklopje. De poort is geen makkelijk obstakel dus het mag even duren voor je het kan.

Dan is het tijd om met een echte poort te gaan oefenen. Ga daarbij eerst op een (kleine) volte, waarbij je in de lengte langs de poort komt. Kijk goed naar de reactie van je paard, maar tegelijkertijd, leg je eigen focus op de lijn van de volte, negeer het feit dat je langs de poort komt. Loopt je paard rustig langs de poort, beloon hem en doe het nog een keertje. Blijft hij rustig, hou dan een keertje halt naast de poort en beloon hem. En stap weer verder.
Bij de volgende stap hou je halt naast de poort, zorg je dat iemand anders de poort voor je open doet en open houdt en stap je door de opening. Hoe klein of groot die opening is hangt van je paard af. Daarna hou je een keer halt terwijl je door de opening gaat, beloon en stap weer verder. Daarna draai je ook om het einde van de poort heen, hou halt en beloon weer.
De volgende stap is dat je zelf de poort open doet om erdoor heen te gaan. Laat direct de poort los als er iets misgaat (wat dan ook), een omvallende poort kan je paard voorgoed bang maken en dat wil je niet.
Ga pas aan het sluiten van de poort denken als alle eerdere stappen goed gaan.

poortGaat alles goed dan kan je oefenen hoe de poort wordt genomen in een wedstrijdsituatie: de combinatie komt in galop loodrecht op het midden van de poort af, de laatste paar passen worden in stap afgelegd. Met een wending om de voorhand wordt het paard parallel aan de poort opgesteld. De ruiter opent de poort en rijdt door de opening heen. Zodra het paard aan de andere kant van de poort is mag de ruiter, om de poort te kunnen sluiten, een of twee passen achterwaarts rijden. De ruiter sluit de poort en na een kwart keertwending om de achterhand rijdt de combinatie in galop weg. In de WE1 en 2 mag je de poort loslaten, in de WE3 en 4 niet.

De poort kan op twee (of eigenlijk vier) manieren worden genomen. Je kunt de poort van je af openen (dat wordt het meeste gedaan), maar natuurlijk ook naar je toe. En datzelfde geldt voor de poort achterwaarts nemen (dit kan vanaf WE2 in het parcours zitten). Oefen beide manieren en kijk wat jullie samen het beste bevalt.
Ook de brug is een obstakel waar veel paarden wat van vinden. En aangezien er in een wedstrijd ook nog wel eens iets naast kan staan (bloemen, een koeienbeeld, een 'vijver', enz. enz.) kan het ook zijn dat je paard er thuis goed overheen gaat, maar in de wedstrijd niet.

Ook de brug leer je in stapjes aan. Als je paard de brug eng vindt, begin dan naast je paard. Kijk hoe dicht je in de buurt kan komen en laat hem kijken en/of snuffelen. Beloon en loop weg van de brug. Herhaal dit tot je paard ontspant. Geef hem indien nodig tussentijds tijd om te verwerken door helemaal even iets anders te gaan doen. Als je paard eenmaal rustig is zullen veel paarden zelf al eens de brug verkennen door er een voet op te zetten of erop te gaan klauwen. Beloon en draai weg. Pas als ook die stap 'gewoon' is voor je paard kijk je of je verder kunt gaan. Eerst samen over de brug heen lopen. Daarna eventueel achter een ander paard aan. En daarna alleen, waarbij het ook weer gewoon goed is als hij stilstaat en eerst kijkt/snuffelt/voelt. Draai daarna weg, verlang niet gelijk dat hij verder over de brug gaat. Tenzij hij het zelf aanbiedt uiteraard. Daarna moet je eigenlijk zoveel mogelijk verschillende bruggen oefenen, bv. in clinics, en met zoveel mogeljk gekke dingen ernaast. Veel rust en veel belonen maakt dat je paard uiteindelijk er bijna altijd overheen zal gaan.

brugGaat je paard goed en vol vertrouwen over de brug dan kan je gaan oefenen hoe het in een wedstrijd hoort: je rijdt in galop (draf in de Introductieklasse) op de brug af en maakt vlak voor de rood-witte markering een overgang naar stap. Je gaat in stap over de brug en maakt na het passeren van de rood-witte markering achter de brug weer een overgang naar galop.

Gebeurt het je in de wedstrijd dat je paard de brug ineens eng vindt, probeer er dan een hele korte trainingssituatie van te maken. Je mág max. 10 seconden stilstaan. Dus, laat je paard heel even kijken. Adem zelf uit en ontspan. Draai dan weg en rij opnieuw aan. Grote kans dat hij het dan wel doet.
De kan wordt in alle klasses in het parcours gebruikt. Het lijkt een bedrieglijk eenvoudige oefening maar is het niet. Het test of je paard rustig ergens naast kan staan terwijl jij hem iets uit balans brengt (je buigt naar opzij om iets op te pakken) en hoog optilt.

Test eerst weer wat de reactie van je paard is door een volte te rijden waarbij je langs de tafel met kan komt. Kijk zelf niet naar de tafel maar naar de lijn die je rijdt en beloon je paard als hij rustig langs de tafel stapt. Vindt hij het eng, vergroot dan eerst de afstand en verklein die langzaam weer. (Of stap af en doe dit eerst aan de hand. Laat je paard snuffelen aan de tafel. Til de kan een keertje op en laat hem die goed bekijken. Til de kan boven je hoofd en kijk wat hij daarvan vindt. Beloon hem als hij rustig blijft!)
Blijft je paard rustig terwijl je langs de tafel stapt, hou dan een keertje halt en beloon. Kijk zelf weer niet naar de tafel! En stap weer rustig verder.

kanBlijft je paard ook rustig bij het halthouden, kijk dan wel naar de tafel, buig dan in de richting van de kan, pak hem eventueel een stukje op. Peil ook weer zijn reactie om te bepalen hoever je kan gaan. En beloon als hij rustig blijft. Pas dan kan je eventueel de kan helemaal met gestrekte arm boven je hoofd tillen en weer rustig terug zetten.

Kijk bij een wedstrijd bij het parcours lopen altijd even of er iets in de kan zit en zo ja wat. Dit om deze situatie te voorkomen. Dit paard gaf er niet om (en de ruiter ook niet ;-) ), maar dit kan zoveel schrik geven dat de kan een onmogeljk obstakel wordt.
Het ringsteken met de garrocha wordt vanaf de WE1 in het parcours gebruikt. In de WE1 wordt dit in stap gedaan, vanaf de WE2 in galop, waarbij er eventueel ook nog andere hindernissen moeten worden genomen met de garrocha (en de ring).

Die lange stok langs hun lichaam, waarmee je soms (per ongeluk) ook nog aangeraakt kunt worden, is iets waar je de meeste paarden aan moet laten wennen.

Eerst pak je de garrocha en laat hem je paard zien/ruiken. Loop ermee langs je paard, hou de garrocha in verschillende standen (staand/liggend, etc) langs je paard, strijk ermee over zijn lichaam. Allemaal in het tempo wat je paard aankan en met veel belonen en eventueel pauzes.

Ga daarna, eventueel eerst naast je paard, naar de ton met de garrocha en kijk wat de reactie van je paard is. Is dit al eng, maak dan eerst wat voltes langs de ton met garrocha, waarbij je zelf je focus op je lijn houdt, niet bij de ton. Als dat goed gaat hou je een keer halt, beloon je paard en stap weer verder. Als dat goed gaat laat je iemand anders, terwijl jij naast de ton halthoudt, de garrocha (voorzichtig) heen en weer bewegen, en daarna ermee zachtjes op de bodem van de ton kloppen. Stap weer weg en beloon je paard. Herhaal dit indien nodig.

garrocha in de ton zettenWanneer dit goed gaat pak je zelf, op of naast je paard, de garrocha beet en beweegt er een beetje mee. Je pakt de garrocha altijd in het midden beet, met je duim omhoog. Gaat dit goed dan haal je de garrocha uit de ton en stapt er een stukje mee. Hou hem in eerste instantie rechtop, rij een volte en zet de garrocha met de achterkant eerst, en je duim omhoog, in de ton. Daarna kan je de garrocha langs het lichaam van je paard houden, hem wat op en neer bewegen, en let daarbij goed op de reactie van je paard als hij de garrocha langs zijn oog ziet bewegen, ook dat kan een moeilijke stap voor ze zijn.

Hierna oefen je het pakken en weer terugzetten van de garrocha in draf en in galop, en kan je uiteraard ook gaan ringsteken.